Dreigende pensioenhervorming: 30 à 40% minder pensioen voor magistraten en gerechtspersoneel
In het wetsontwerp dat deel uitmaakt van het Paasakkoord van de Arizona-regering van vrijdagavond 11 april 2025, kondigt de overheid ingrijpende hervormingen aan van het pensioenstelsel voor magistraten en gerechtspersoneel.
De Rechterlijke Orde erkent de moeilijke budgettaire context waarin ons land zich bevindt en is bereid om solidariteit op te brengen. Maar wat nu voorligt - overigens zonder enig voorafgaand overleg met de Rechterlijke Orde - is volstrekt disproportioneel.
Dit zal een negatieve impact hebben op de werking van de rechtsstaat. Het is het College OM dan ook niet louter te doen om het beschermen van de individuele rechten van elke magistraat en parketmedewerker, maar ook en minstens evenzeer om de bescherming van ons collectief recht op een goed werkende onafhankelijke Justitie.
Wat houden de plannen concreet in?
Uit een analyse van het regeerakkoord, de beleidsverklaring van de minister van Pensioenen en de tekst van het wetsontwerp blijkt dat magistraten en veel leden van het gerechtspersoneel zwaar getroffen zullen worden – ook zij die al met pensioen zijn.
Concreet gezien zal dit de impact zijn: op termijn een koopkrachtverlies van 30 tot 40% voor magistraten op pensioen indien er sprake is van een gecumuleerde toepassing van alle vooropgestelde maatregelen, met name:
- beperkte indexatie voor pensioenen boven €5.250,00 bruto.
- geen overgangsmaatregelen: de veranderingen gaan meteen in.
- vanaf 2027 moet je voor je 27ste benoemd zijn én je studiejaren afgekocht hebben om nog een volledig pensioen op te bouwen.
Dit betekent niet alleen een vertrouwensbreuk ten aanzien van de momenteel in dienst zijnde en nu al gepensioneerde magistraten, maar houdt ook het risico in om ervaren juristen of gespecialiseerde advocaten te ontmoedigen om de overstap naar de magistratuur te maken, terwijl het tekort aan magistraten en medewerkers al nijpend is.
Aantasting onafhankelijkheid en kwaliteit rechterlijke macht
De hervorming kadert in het plan van de regering om alle wettelijke pensioenen (de "eerste pijler") te uniformeren naar het model van de privésector, maar houdt geen rekening met het specifieke karakter van het beroep van magistraat.
De rechterlijke macht vormt, samen met de wetgevende en uitvoerende, een van de drie staatsmachten in ons land. Onze onafhankelijkheid en autonomie zijn verankerd en gewaarborgd in de Grondwet. Daarom bestaan er verschillende belangrijke redenen om de financiële voorwaarden voor het functioneren van de magistratuur niet eenzijdig te veranderen.
Magistraten moeten hun onafhankelijke en onpartijdige rol altijd los van politieke, maatschappelijke of economische druk kunnen uitoefenen. Die functionele onafhankelijkheid vormt de hoeksteen waarop in een democratische samenleving een integere Justitie wordt gebouwd.
De bezoldiging van magistraten moet in verhouding staan tot hun rol, hun kwaliteitsvolle en gespecialiseerde profielen en de vele verantwoordelijkheden die ze dragen. Magistraten genieten niet van de voordelen die in de privésector doorgaans worden toegekend bij de uitoefening van functies met een grote verantwoordelijkheid. Ze ontvangen bijvoorbeeld geen bonussen, een bedrijfswagen of -tankkaart, in tegenstelling tot kaderleden in soortgelijke juridische beroepen in de privésector. Zij kunnen geen aanvullend pensioen (de "tweede pijler") opbouwen zoals kaderleden dat vaak wel kunnen via hun werkgever (door middel van groepsverzekeringen of pensioenfondsen). Zij kunnen geen andere jobs uitoefenen, geen bestuursfuncties bekleden, en zijn 24/7 beschikbaar voor de samenleving. Parketmagistraten en bepaalde rechters, zoals jeugdrechters, onderzoeksrechters,… zijn actief in dag- en nachtdiensten en weekenddiensten. Bovendien wordt een groot deel van de – doorgaans zeer drukke - wachtdiensten van parketmagistraten niet vergoed. Dat zou in de privésector nooit het geval zijn en zou men dan ook moeten gelijkschakelen.
Vele leden van het gerechtspersoneel vallen onder gelijkaardige beperkingen.
We begrijpen dat er besparingen nodig zijn. Maar deze hervorming is buitensporig en bedreigt de onafhankelijkheid en kwaliteit van de rechterlijke macht.
Uiteindelijk zijn het niet alleen de leden van de rechterlijke orde die hiervan de gevolgen zullen dragen: ook de samenleving zal dit voelen. De attractiviteit van het beroep komt ernstig in het gedrang, wat zal leiden tot een daling van het aantal toereikend gekwalificeerde kandidaten voor het ambt van magistraat en tot de uitstroom van een aantal reeds benoemde magistraten, die elders hun uitgebreide competenties zullen kunnen te gelde maken. Minder magistraten, maar ook een potentieel risico op het verlies van onafhankelijkheid van de leden van de magistratuur en het gerechtspersoneel, impliceren bovendien minder veiligheid en rechtszekerheid voor de burger.
Overleg
Naar aanleiding van de brief met hun grote bezorgdheden en vraag tot onderhoud, die ze op donderdag 10 april 2025 aan de heer minister van Pensioenen Jan Jambon verstuurd hebben, werden de Colleges van het openbaar ministerie en van de hoven en rechtbanken evenals het Hof van Cassatie en de Adviesraad van de Magistratuur (ARM) op maandag 14 april 2025 ontvangen op het kabinet van de minister voor een technische bespreking.
Acties vanaf woensdag 16 april 2025
Gezien de ernst van de situatie en de uitzonderlijke en nooit eerder geziene impact van de vooropgestelde maatregelen is het College van het openbaar ministerie samen met alle korpschefs en hoofdsecretarissen van het Openbaar Ministerie het volgende overeengekomen:
Vanaf woensdag 16 april 2025:
- zal het Openbaar Ministerie geen elementen van antwoord meer verschaffen in het kader van parlementaire vragen;
- behoudt het Openbaar Ministerie zich het recht voor om geen gevolg meer te geven aan bepaalde vragen tot advies of deelname aan werkgroepen uitgaande van de uitvoerende en wetgevende macht;
- zal het Openbaar Ministerie niet langer instemmen met de opschorting van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraffen op verzoek van de minister van Justitie omdat het behoort tot onze kernopdracht om uitgesproken straffen ten uitvoer te leggen.
Vervolg
Afhankelijk van het resultaat van het overleg volgende week met de minister van Pensioenen zullen mogelijk verdere – en zo nodig versterkte – acties volgen.
Meer uitleg over de geplande maatregelen
De hervormingen die op tafel liggen, raken aan bijna alle onderdelen van hoe het pensioen van magistraten (en gerechtspersoneel) vandaag berekend wordt. Dit zijn de belangrijkste door de regering vooropgestelde wijzigingen:
1. Referentiesalaris
- Vandaag: het pensioen wordt berekend op basis van het gemiddelde loon van de laatste 10 dienstjaren.
- Straks (vanaf 2027): elk jaar telt er een extra dienstjaar mee, tot we in 2062 aan 45 jaar komen. Dan wordt het pensioen berekend op het gemiddelde loon van de volledige loopbaan (45 jaar).
2. Dienstjaren
- Bepaalde periodes die nu meetellen als werkjaren (zoals loopbaanonderbreking of sommige vormen van afwezigheid) zullen niet meer meetellen.
3. Tantième of loopbaanbreuk
- Vandaag: je hebt 36 effectieve werkjaren nodig voor een volledig pensioen (1/48-regel).
- Straks: dat wordt opgetrokken naar 45 jaar (1/60-regel).
- Gevolg: je moet 9 jaar langer werken binnen de magistratuur voor een volledig pensioen. Wat de facto doorgaans niet mogelijk is met een wettelijke pensioenleeftijd op 67 jaar en een instroom in de magistratuur op latere leeftijd nadat men elders eerst nuttige expertise heeft opgedaan.
Extra maatregelen die het pensioenbedrag verder verlagen en die bijzonder ingrijpend zijn:
- Afschaffing van de perequatie
Vanaf 1 januari 2026 worden pensioenen niet meer automatisch aangepast aan de evolutie van de wedden binnen de magistratuur.
- Bevriezen van het Wijninckx-plafond
Vanaf 1 juli 2025 wordt dit grensbedrag (€ 8.291,60 bruto) tijdelijk niet meer geïndexeerd.
- Bevriezen van hoge pensioenen
Vanaf 1 juli 2025 worden pensioenen boven € 5.250,30 bruto slechts gedeeltelijk aangepast aan de index.
- Aanpassing van de berekeningsparameter
Een technische wijziging in de berekeningsmethode van het referentiesalaris zou hoogstwaarschijnlijk plaatsvinden en tot gevolg hebben dat zelfs met een volledige loopbaan het maximum pensioenbedrag onmogelijk nog bereikt kan worden (datum van invoering nog onbekend).